Mijn houtkachel maakt me gelukkig. Dat klinkt misschien wat pathetisch, maar die houtkachel geeft zoveel intense tevredenheid, dat het helemaal niet zo overdreven is.
Tuurlijk, het hout stoken levert een hoop gedoe, heel veel werk, inspanning, moeite op, maar het is het allemaal waard. Goed beschouwd maken die moeite en dat werk juist deel uit van het geluk.
Maatschappelijke trammelant rondom hout stoken
En de maatschappelijke trammelant dan die de laatste tijd aanzwelt rondom het huiselijke hout stoken, vanwege de luchtvervuiling? De houtkachel moet worden ontmoedigd, vond het Platform Houtrook en Gezondheid begin dit jaar in een brandbrief aan het kabinet. De GGD Amsterdam en mijn eigen Milieudefensie (waar ik al jaren freelance voor werk) pleiten zelfs voor een verbod.
Prettig is het niet om als groene burger in de milieucriminele hoek te worden gezet. Maar zoals bij zoveel maatschappelijke discussies, gaat er in de polarisatie in dit geval iets verloren aan nuances. Of blijft allerlei belangrijks zelfs helemaal buiten beeld. Met het verketteren van de houtkachel wordt iets waardevols gediskwalificeerd, waarvan we in de huidige samenleving al zo weinig meer over hebben.
Paradijselijk resultaat
Aan het eind van de eerste zaterdag van januari ben ik geradbraakt. Dan heb ik namelijk de heerste hakhoutdag van het seizoen achter de rug. Van januari tot half maart - wanneer het broedseizoen weer begint - zagen we met een ploegje mannen ’s zaterdagsochtends bomen in een drassig stukje bos, een halve kilometer van huis. Vooral berken en elzen zagen we, af en toe een es of een eik. Tot zo’n vijftig jaar geleden werden vooral die elzen vaker afgezaagd: de boeren gebruikten het hakhout voor gereedschap zoals bezemstelen en takkenbossen voor de kachel.
Met de modernisering van de landbouw en agrarische levenswijzen, viel ook het hakhoutwerk stil. Het elzenbroekbos groeide dicht. Op verzoek van de plaatselijke natuur- en landschapsorganisatie hebben we het hakhoutonderhoud in hun bos ter hand genomen: elk jaar zagen we een paar rijen bomen af. Met zichtbaar resultaat. Er is weer veel meer variatie en natuurlijke rijkdom in het bos gekomen. ’s Zomers is het er paradijselijk met bloeiend vingerhoedskruid, fladderende vlinders en schielijk wegschietende reeën die komen knabbelen van de vers uitgelopen elzentwijgen.
Als dank voor het landschapsonderhoud mogen wij hobbyhouthakkers het hout mee naar huis nemen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het zagen zelf is een klus, ook niet ongevaarlijk, want een omvallende boom op je hoofd overleef je niet. Het sjorren aan in het water gevallen stammen. Het sjouwen van de stammen over de drassige bosgrond. Het transporteren van de stammen naar huis, waar dan nog het kloofwerk wacht. Elk jaar lijkt mijn rug het houtvesterswerk ietsje minder leuk te vinden. Toch is het heerlijk om je na een werkweek achter de laptop in de koude winterlucht in het zweet te werken. Met behalve een uitgespaarde sportschool ook nog eens een warm huis als beloning.
Een onvergelijkbare warmte
Een feestelijk moment is jaarlijks die eerste keer in het seizoen, ergens in oktober, als we de houtkachel aansteken. Als de zon buiten kracht verliest, ontsteken we de zon binnenshuis. Daar komt het op neer, want hout is opgeslagen zonne-energie, zoals olie, gas en kolen dat ook zijn. Met dat verschil dat fossiele brandstoffen miljoenen jaren geleden zijn aangelegd en nu in no time op raken. Mijn zonne-energie is over twintig tot dertig jaar weer aangegroeid in het elzenhakbosje. Dus ook met dat verschil dat mijn houtkachel loopt op hernieuwbare energie, die per saldo geen CO2 uitstoot en klimaatvriendelijk mag heten.
Mijn speksteenkachel, die de hele benedenverdieping verwarmt, is bovendien een efficiënte kachel, zeker in vergelijking met openhaarden en andere houtkachels, waardoor ik mijn gasrekening ruimschoots heb kunnen halveren. ’s Morgens stook ik de kachel flink heet. De hitte in de kachel wordt voor een groot deel overgedragen op de vierhonderd kilo aan stenen binnenin. Die stenen geven de warmte vervolgens gedurende dag af, ook als de kachel al lang niet meer brandt.
Een aangename warmte bovendien, totaal niet vergelijkbaar met die van de centrale verwarming. De ‘convectiewarmte’ van de cv gaat - heel inefficiënt - tegen het plafond hangen, doet de lucht circuleren en dus ook het stof: geen wonder dat zoveel mensen ’s winters luchtwegproblemen hebben. De stralingswarmte van de kachel dringt direct je lichaam binnen en zorgt voor een prettig en gezond binnenhuisklimaat. Waar alle huisgenoten in het stookloze seizoen vaak elders in huis of tuin zitten, klonteren ze nu samen in de nabijheid van de kachel. Mijn houtkachel werkt als sociale magneet.
Verantwoord stoken
En de buren? Die hebben zelf ook een houtkachel, dus dorpsbewoners die last hebben van schoorsteenrook, komen me niet bekend voor. Ook door verstandig te stoken. Kurkdroog moet dat hout zijn: na het hakken ligt het twee jaar te drogen, al is dat voor berken- en elzenhout niet eens per se nodig. En zorgt dat drogen voor een logistieke puzzel en meerjarenplanning: stapels waaraan gewerkt wordt, stapels waarvan gestookt wordt en stapels die liggen te rusten. Het past allemaal net.
Maar toegegeven, ook al heb ik zo’n efficiënte kachel en stook ik met droog hout: ook die van mij zal een beetje roet en fijnstof uitstoten. Vele malen minder dan veel andere kachels, vuurkorven of openhaarden; van mij mogen ze die haarden - waarbij 90 procent van de warmte de schoorsteenpijn in gaat - best verbieden. En strenge eisen stellen aan stookgedrag is ook geen slecht idee.
In Noorwegen, waar op veel groter schaal hout wordt gestookt dan in Nederland, was het vroeger de gewoonte om ’s nachts de luchttoevoer van de houtkachel voor een flink deel dicht te doen om het vuur te smoren. Zodat vuur de hele nacht bleef smeulen en ’s morgen de boel alleen maar opgerakeld hoefde te worden. Maar wel met als gevolg een zwarte roetdeken over de stedelijke gebieden, want dat smoren veroorzaakt onvolledige verbranding. Dat mag niet meer in Noorwegen: er dient verantwoord gestookt te worden.
Neveneffecten
Alle houtkachels verbieden, zoals GGD Amsterdam en Milieudefensie suggereren, zou een vergissing zijn. Het punt is: there ain’t no such thing as a free lunch. Bij de opwekking van energie betalen we altijd met neveneffecten, waaronder impact op de (leef-) omgeving. Zaak is die impact te beperken. De cv draait (meestal) op fossiele brandstoffen die eens uitgeput raken en klimaatverandering veroorzaken. Daar moeten we vanaf.
Maar ook de duurzame alternatieven zijn niet zonder neveneffecten. Met de twaalf zonnepanelen op mijn dak wekken we twee derde van de stroom die we thuis gebruiken, zelf op. Tegelijkertijd realiseer ik me goed dat de Chinese fabrieken waar die panelen zijn gemaakt, berucht zijn om hun milieuvervuiling, om over arbeidsomstandigheden en politieke onderdrukking maar niet te spreken. Windturbines hebben hun impact op het landschap, voor waterstuwdammen worden hele landschappen verwoest en bevolkingsgroepen gedeporteerd. Warmtepompen zijn elektriciteitsvreters en veroorzaken geluidsoverlast.
Noem mij een energiebron zonder neveneffecten. Ook gij, orthodoxe houtkachelbestrijders: waar zit uw neveneffect? Want ik neem niet aan dat u ’s winters in de kou zit? Het is een illusie te denken dat er geen haken en ogen zitten aan de broodnodige alternatieven. Vandaar ook zo dat het zo nodig blijft het totale energieverbruik terug te dringen.
Trotse houthakker
Mijn houtkachel is voor mij verbonden met natuur- en landschapsbehoud, klimaatvriendelijke energievoorziening, lichaamsbeweging, wooncomfort, gemeenschapszin, leven met de seizoenen, betrokkenheid bij mijn leefomgeving en autonomie. Ik ben er trots op om met mijn eigen fysieke arbeid te zorgen voor een cruciale basisbehoefte: warmte in de winter. Ik neem mijn verantwoordelijkheid. Een echte man, zo je wilt, iets wat velen aanspreekt, blijkens de enorme populariteit van Lars Myttings boek ‘De man en het hout’, waarin hij uitgebreid verslag doet van hakken en stapelen én verantwoord stoken. Ook voor stoere houthaksters, trouwens.
Het mooie zit hem erin dat iets eenduidigs en basaals is: hout hakken zodat je het ’s winters niet koud krijgt. Het is straight. Authentiek. Niet-vervreemdend. Autonoom. Samen met wat mensen in je buurt in een basisbehoefte voorzien, zonder tussenkomst van geldeconomie of bureaucratie. Een vorm van ‘convivialiteit’, zou de Oostenrijks-Kroatisch-Mexicaanse denker en priester Ivan Illich hebben gezegd. “Gereedschap waarmee mensen het recht hebben om met onafhankelijke efficiëntie te werken.” Een minimum van dergelijke technieken is nodig, willen mensen zich welbevinden, meende Illich. Die vond dat directe, fysieke betrokkenheid bij je leefomgeving, die ook voor jou zorgt, een cruciale ‘ethische waarde’ vertegenwoordigt die in de postindustriële samenleving volledig is ondergesneeuwd.
Met voldoening gooi ik nog een paar houtblokken in de kachel, om me te warmen aan de oudste energiebron op aarde.
Bovenstaand artikel van Michiel Bussink verscheen 6 oktober 2018 in dagblad Trouw. Michiel Bussink (1968) is journalist en auteur van onder andere ‘Ik eet, dus ik ben’, ‘Lekker Landschap’ en ‘Eten uit de buurt’.
Houtkachels in de showroom bij Harlekijn
Wilt u meer weten over houtkachels en het verantwoord stoken van een houtvuur? Lees dan onderstaande blogberichten of breng een bezoek aan onze sfeervolle showroom in Beneden-Leeuwen.